Craeyvanghers schrijverschap
J.L. Craeyvangher is uit liefde voor het schrijven lange tijd buiten de openbaarheid gebleven. Ook nu hij naar buiten treedt, met drie voltooide romans, wil hij publiciteit rond zijn persoon vermijden. Overmatige aandacht voor de persoon van de schrijver leidt af van het werk. De liefde voor het schrijven zelf is wat Craeyvangher motiveert. Erkenning, bewondering, of roem, laat staan het geld dat met schrijven kan worden verdiend, vormen niet de beloning die hij zoekt. Wat lezers vinden van zijn werk is aan hen, de schrijver mag blij zijn als de lezer het geduld heeft zijn boek uit te lezen zonder zich daarbij te vervelen of te ergeren. Philip Roth zei eens: zelfs als er maar tien lezers zijn die een boek echt goed lezen, moet dat voor een schrijver voldoende zijn..
Craeyvangher gelooft niet dat het leven en de persoon van de schrijver bijzondere aandacht verdienen. Mensen kunnen elkaar maar zelden doorgronden, misverstanden zijn het gevolg. Wie verkeerd begrepen wordt verliest in zekere zin zichzelf. De blik van de ander vormt en vervormt.
De schrijver moet zich inzetten om de ziel, de geest, het bewustzijn van zijn personages te begrijpen. Craeyvanghers personages zijn fictief, hij heeft hen gecreeërd. Wie en hoe zij zijn bepaalt hij. De lezer kan hen volgen als waren zij levensecht, en zal zich een eigen oordeel vormen, dat vaak zal afwijken van de visie van de schrijver. De blik van de lezer vormt en vervormt. Romanpersonages ondergaan eenzelfde lot als gewone stervelingen.
Craeyvangher dankt zijn liefde voor het schrijven aan Lev, Joseph, Graham, Philip en Colson. Hij heeft op hun schouders gestaan. Hun verkenningen van de menselijke ziel leggen op meesterlijke wijze het deerniswekkende en het bewonderenswaardige bloot. Aan hun personages is nauwelijks iets menselijks vreemd.
De wereld van de verbeelding spiegelt de alledaagse werkelijkheid, maar creeërt tegelijk een andere werkelijkheid, die analyseert, reflecteert en beoordeelt. Deze morele dimensie mag niet overheersen, begrip en mildheid mogen nooit ontbreken.